Wat is dilaterende cardiomyopathie (DCM)?

Dilateren = uitzetten
Cardio = hart
Myo = spier
Pathie = ziekte

DCM is dus een ziekte van de hartspier. Het gevolg van deze ziekte is een slechte samentrekking van het hart. Hierdoor kan het hart het bloed slecht rond pompen en treden er compensatiemechanismen op:

  • het hart gaat sneller slaan
  • één of beide kamers gaan uitzetten (meestal de linker kamer)
  • als gevolg daarvan gaan ook de linker of beide boezems uit zetten

Ondanks deze compensatiemechanismen blijft het slagvolume (hoeveelheid bloed die met een hartslag in de aorta gepompt wordt) klein door de slechte samentrekking van het hart.

Door uitzetten van de kamer(s) kunnen er hartkleppen gaan lekken en daardoor kan een hartbijgeruis ontstaan. Vergrote boezems verhogen de kans op boezemfibrilleren. De boezems trekken dan niet meer gecoördineerd samen maar “fladderen”, waardoor de kamers niet meer effectief gevuld worden.

Er kunnen ook andere ritmestoornissen ontstaan ten gevolge van de zieke hartspier. Boezemfibrilleren komt ook wel eens voor zonder DCM. De hond kan hier vrij goed mee leven zolang de frequentie niet te hoog oploopt. Een aantal van de dieren die boezemfibrilleren zonder DCM, ontwikkelt toch op termijn DCM.

Welke honden hebben de meeste kans op DCM?

DCM komt het meest voor bij grote hondenrassen. Het komt vaker bij reuen voor dan bij teven. Ieren, Duitse Doggen, Dobermans, Boxers, Dalmatiërs en Cocker Spaniels hebben een verhoogde kans.

Hoewel DCM als één en dezelfde ziekte wordt beschreven bij de verschillende hondenrassen zijn er grote verschillen in voorkomende klachten en progressie van de ziekte afhankelijk van het hondenras. Dit zou kunnen wijzen op verschillende oorzaken van DCM (mogelijk verschillende genen).

Meestal ontstaat de ziekte op middelbare leeftijd, tussen de 4 en 6 jaar. DCM komt ook voor bij de mens, katten, paarden en koeien. Uit een groot onderzoek in Duitsland kwam naar voren dat, van de 104 onderzochte doggen in een studie, 20% een hartaandoening had. Van deze 20% had meer dan de helft DCM. (de andere aandoeningen waren onder andere aortastenose, hetgeen een aangeboren en erfelijke afwijking is)

De symptomen van DCM

Teven zijn meestal ouder dan reuen op het moment dat ze symptomen van DCM krijgen. Vaak gaat hier een lange periode zonder klinische symptomen aan vooraf. Indien er symptomen ontstaan is de ziekte al in een vrij gevorderd stadium en heeft de ziekte een slechte prognose op vrij korte termijn (6-12 maanden).

De volgende symptomen komen voor:

  • een verminderd uithoudingsvermogen.
  • hoesten en/of moeilijk ademen. Dit komt doordat er door stuwing in de linker boezem een hoge druk in longcirculatie ontstaat. Hierdoor ontstaat longoedeem.
  • door vergroting van het hart kan er druk op de luchtpijp ontstaan. Dit kan ook aanleiding geven tot hoesten.
  • door stuwing in de rechter boezem kan vocht in de buik ontstaan.
  • een snel en onregelmatig hartritme kan worden opgemerkt.
  • soms heeft de hond bleke slijmvliezen.
  • flauwvallen.
  • verminderde eetlust, vermageren.
  • plotselinge dood.

De diagnose van DCM

In het ontstaan van DCM kunnen we 3 fasen onderscheiden:

  • 1e fase: de ziekte is wel aanwezig maar nog niet op te sporen
  • 2e fase: er is klinisch niks te merken aan de hond maar de ziekte is wel op te sporen met echo/ecg
  • 3e fase: de hond heeft symptomen van hartziekte

Om tot de diagnose DCM te komen, zijn er meerdere mogelijkheden:

  • Een goed klinisch onderzoek: er kan een bijgeruis te horen zijn of een onregelmatig hartritme. 
  • Op een röntgenfoto kan een vergroot hart en longoedeem te zien zijn. 
  • Uit het ECG kunnen ritmestoornissen naar voren komen die vaak worden veroorzaakt door een onderliggend hartprobleem.
  • Met behulp van de echo kunnen de vergrotingen van de verschillende hartonderdelen worden opgespoord, kan de slechte samentrekking worden gezien en kunnen door middel van doppleronderzoek eventuele lekken van kleppen in beeld worden gebracht.
  • Bloedtest: een bepaald stofje komt vrij bij hoge druk in het hart en uitrekking van de boezems. Dit stofje kan worden opgespoord in het bloed en geeft bij verhoging aan dat er hartfalen is. Het stofje zegt niets over welke aandoening de hond heeft. De bloedtest die vaak wordt gedaan bij vermoeding van hartaandoeningen is NT-proBNP onderzoek.

Waar moet rekening mee gehouden worden

Om de diagnose van DCM te stellen moet er rekening gehouden worden met rasverschillen! Hoewel de diagnose met echo normaal gesproken makkelijk te stellen is, moet er stilgestaan worden bij het feit dat DCM een ziekte is die langzaam ontstaat. Er is dus altijd een fase waarin het nog niet helemaal duidelijk is of de hond DCM heeft of niet.

Daarnaast is het zo dat een normale hartecho bij een jonge hond niet uit sluit dat deze in de toekomst DCM kan ontwikkelen. Om te screenen of een hond mag worden ingezet in de fokkerij zijn er dus regelmatig onderzoeken nodig.

Informatie over de overerving van DCM bij mensen zou kunnen helpen, maar het zou ook kunnen dat de hond hele andere oorzakelijke genen heeft.

Momenteel zijn er bij de mens 24 verschillende genen bekend die DCM veroorzaken. Op dit moment is er al een gentest beschikbaar voor juvenile DCM bij de Portugese Waterhond.

Behandeling DCM

Duitse doggen reageren vaak goed op medicijnen! Helaas is er nog geen medicijn op de markt die het ontstaan van symptomen uit stelt. Hier wordt momenteel volop onderzoek naar gedaan. Het is wel belangrijk om bij beginnende symptomen direct een behandeling in te zetten om het leven van de hond te verlengen.

De behandeling bestaat uit het beperken van overgewicht, rust en een combinatie van verschillende pillen. (Medicatie om de samentrekking van het hart te verbeteren, medicatie om de bloeddruk te verlagen, plastabletten en medicatie om ritmestoornissen te beperken en de hartfrequentie te controleren)

Contact a veterinarian

Error

An error has occurred. This application may no longer respond until reloaded.